San Pietro, het grootste Italiaanse eiland na Sicilië en Sardinië
San Pietro ligt weliswaar als een soort satelliet naast Sardinië. Het is toch echt een best groot eiland met een eigen karakter.

zomaar 2 boeien in de aanloop van de haven van Carloforte. Dergelijke luxe is hier zeldzaam. Maar het is hier wel nodig, want tussen de N- en de Z- aanloop ligt een ondiepte van 1,5m diep (waar de kardinale boei bij ligt). Daar voorbij zie je de verkenningston en van daar zoek je het maar uit in rechte lijn naar het havenhoofd. Je ziet onder je de rotsen en het zand op 6, diepte maar alles gaat goed.
San Pietro is laag en groen en met het stadje Carloforte, dat heel anders aandoet dan Sardinië. Het stadje is gesticht voor mensen uit de buurt van Genua, die generaties als slaven voor Tunesiërs in Afrika moesten werken nadat ze ontvoerd waren in Ligurië. Na hun vrijlating, door de Italiaanse koning (die Carlo Emmanuel III heette) is hen deze stad gegeven. De plaats doet daarom ook denken aan Genua in het klein en men beweert dat het dialect hier ook sterk verwant is aan het Piemontees. In ieder geval is het niet te verstaan en ook niet te lezen. De enige vertaling die je vindt op officiële bordjes is dan in het echte Italiaans, wat we net een beetje snappen. Het is een oud stadje met wel wat toerisme, maar heel relaxed. Erg goede winkels voor lekker dingetjes en veel terrasjes natuurlijk.
De haven is prima, niet helemaal beschut maar wij liggen goed. Het waait nu flink, ca 25 knopen en om de hoek op open zee is 40 knopen voorspeld. Goed dat we dus gisteren hierheen zeilden en we blijven hier nog minstens een dagje tot de wind en de swell weer afnemen.
Onze Italiaanse tonijnvrienden met hun Comet 41S zijn hier ook en vanavond komen ze bij ons een borrel halen. We zijn benieuwd hoe het zal gaan met communiceren, want 2 van de zeven leden ven de bemanning verstaan Engels maar spreken het nauwelijks en één vrouw spreekt vloeiend Engels (zij doet haar PhD in Kopenhagen).
De geelvintonijn
Deze vis is een apart bericht waard. We kregen hem van Italianen die we steeds weer tegenkomen, ook in de ankerbaai van Malfatano. Zij herkenden ons na het ankeren (een stukje verderop) en kwamen ons en moot brengen van de tonijn die zij overdag hadden gevangen, zoasl we al eerder vertelden. Marleen maakte er een heerlijk maal van, met dunne spaghetti en een heerlijke salade erdoor. Prachtige vis ook, verser kan natuurlijk niet!
30 juli: we varen langs de zuidkust van Sardinië: filmpje met 20 knopen wind
Op 29 juli steken we over van Villasimius naar de zuidkant. We ankeren in een mooie baai achter een klein eilandje bij Malafatano (3 baaitjes naast elkaar, tussen de rotsen.
We dachten een rustige nacht te hebben maar de wind draait wel 2 keer 360 graden in de nacht en we worden aardig onrustig. In de vroege ochtend gaat het harder waaien dan gedacht (16-17 knopen uit het oosten). Het anker blijft gelukkig goed liggen met al deze draaierij.
We zijn vroeg wakker en besluiten te profiteren van de mooie wind. Tot ca 23 knopen wind krijgen we om de 2 kapen aan de zuidkust. We doen het rustig aan met zijn 2-en en varen alleen op de genua, soms met een paar rollen ingedraaid. Toch goede voortgang van ca 7 knopen.
Ziehier hoe dat gaat:
Op je schreden terugkeren: kan dat zeilend? Ja, dus….
We zeilen op 27 en 28 juli terug zoals we gekomen zijn: Eerst 32 mijl lekker rustig zeilen mat halve wind naar Porto Corallo, want verder naar het zuiden waait het nog steeds 25-29 knopen(windkracht 7) uit het westen, dus tegenwind als je langs de zuidkust naar het westen wil.
Op 28 juli verlaten we Porto Corallo weer, met windstil weer. Motor aan dus. Later zeilen we nog een stukje, maar de wind draait tegen ons in zoals voorspeld. Bij Capo Carbonara draait de wind naar het westen en trekt stevig aan tot 25 knopen. Weer precies zoals voorspeld. We gaan dus niet ankeren maar kiezen voor de haven van Villasimius, die wel mooi is maar eigenlijk hadden we liever voor anker gelegen. Morgen hopelijk, als we weer verder varen naar de zuidkust en de wind weer minder wordt.
Barbaggia
We rijden vanaf het kerkje van San Pietro verder, eerst afdalend tot zeeniveau naar een baai met een haventje waar we niet kunnen komen met de boot (te klein) in Cala Gonone. Maar het plaatsje is minder leuk dan we dachten (veel toerisme) dus we zijn na een goede cappucino weer snel vertrokken. Verder over de enige weg die door de bergen loopt naar Nuoro, Dorgali en Oliena. Dit laatste plaatsje is erg leuk: oude smalle straatjes en veel muurschilderingen van echte kunstenaars, geïnitieerd door de pastoor van het dorp…we bezoeken erna nog een bijzondere plek: de grootste bron van Sardinië, die midden in de bergen ligt (Su Gologone)

de grootste bron van Sardinië, die wel over 20 km onder de rotsen door lijkt te lopen en meer dan 135 m diep onder water gaat.
We lunchen er heerlijk, weer met Sardijnse specialiteiten (salade van gegrilde geitenkaas en honing en schapenvlees aan een spies). Heerlijk en als je samen 1 portie deelt nooit teveel. Dat is hier ook heel gewoon.
Daarna rijden we weer terug naar de haven. We moeten omrijden want er blijkt een grote bosbrand te zijn uitgebroken zodat de snelste weg afgesloten is.
In het dorp zijn we maar even langs de supermarkt gegaan om flink boodschappen, water, bier en wijn in te slaan nu we de auto hebben. Dat scheelt veel sjouwwerk.
De oostkust van Sardinië (2)
In Arbatax hebben we heerlijk Sardijns gegeten in het havenrestaurant: Fregola (een soort grovere couscous) en Ricciola (Amberjack of goudmakreel, een witte grote vis die je in moten bereidt). Heerlijk!
Na Arbatax varen we wel 3 mijl naar de overkant, naar Santa Maria de Navarrese. Niet zonder halverwege even geankerd te hebben voor een paar rondjes zwemmen natuurlijk. Dit plaatsje is gesticht in ca 1067 door prinses Maria de Navarra, die hier schipbreuk leed na de overtocht vanuit Spanje in de periode dat de Spanjaarden heer en meester waren over Sardinië. Ter nagedachtenis bouwden de Spanjaarden er een kerkje, waarvan een deel nog overeind staat en inmiddels is opgenomen in een groter geheel.
Het gaat volgens verwachting echt hard waaien de komende 3 dagen (Mistral vanuit het noordwesten, dus liggen we hier heel beschut achter de rotsen).
We huren een auto en maken een tochtje door Barbaggia (het hoge binnenland, waar de autochtone Sardijnen zich steeds meer terugtrokken met de komst van steeds weer nieuwe overheersers) en Supramonte (een heel hoge bergkam tussen Barbaggia en de kust, de bergpas erheen ligt boven de 1000 meter. Veel steile en kleine weggetjes waarover de 2e etappe van de Giro d’Italia in mei ook ging. Overal zie je nog tekens op de straat staan, er hangen roze fietsframes en wielen aan de bomen en, belangrijk, bijna langs de hele weg is de vangrail vernieuwd en vaak verhoogd. Toch lijkt het levensgevaarlijk om hier met een grote groep hard te fietsen. Wij hebben gelukkig de auto….
De oostkust van Sardinië
Na nog een extra nachtje voor anker in de prachtige baai ten westen van Capo Carbonara zeilen we weg.
24 mijl naar het noorden langs de oostkust naar Porto Corallo, een handige stop, maar een een saaie / functionele haven. De volgende dag gaan we verder naar Arbatax. De oostkust van Sardinië is dicht begroeid en heeft steile hellingen die tot in de zee lopen. Af en toe is er een baaitje met een strandje. Met oostenwind is dit wel lagerwal , ankeren is dus geen optie, en dus zeilen we door naar Arbatax.

de haven van Arbatax, een leuk dorp met wel wat toerisme, maar van het rustige soort. Mooie marina binnen in de grote haven waar ook grote hijskranen zijn maar geen verdere activiteit te bespeuren valt.
Cagliari en Capo Carbonara
Op 17 juli eten we samen met Martijn gezellig in een restaurant in de drukke smalle straatjes van Cagliari, nadat we het stadje en de burcht bekeken.
18 juli vertrekt Martijn weer naar Nederland. De trein naar het vliegveld vertrekt op loopafstand van de haven, dus dit is een prima plek voor een bemanningswissel. Over een paar weken komen Milou en Lennard ook hierheen. Martijn legt de haven vast vanuit het vliegtuig.
Wij doen de was en lopen nog wat door de stad en doen wat boodschappen.
Op 19 juli vertrekken we naar de Capo Carbonara, waar we al langs voeren toen we uit Sicilië kwamen. Nu gaan we zien hoe mooi het er echt is. De Capo heeft ankerbaaien aan beide kanten en wij kiezen de westbaai, want het is en blijft oostenwind voorlopig. Een prachtige baai, waar plek voor veel boten is zonder dicht bij elkaar te hoeven liggen. We ankeren achter de meeste andere jachten om vrij uitzicht te hebben. Het water is kristalhelder, je ziet de schelpjes in het zand op 8 meter diepte haarscherp liggen met de snorkelbril. Het anker kunnen we zo ook heel goed checken.
De kust is hier, anders dan in Sicilië , mooi begroeid. Op de heuvels staan veel fraaie villa’s en het geheel doet wel wat denken aan een ankerbaai in de Carieb.
Er is ook een jachthaven, maar die is vooral duur en niet zo heel gezellig. Er liggen veel vreemde schepen, maar ook een schitterende GS56.
We leggen er aan met de dinghy en lopen een rondje over de landtong, die de kaap (rotsen) verbindt met het echte Sardinië. Deze landtong is eigenlijk een flinke zandbank, waarin een ondiep meer ligt. In dat meer barst het van de flamingo’s, die er kennelijk lekkere vis weten te vinden want hun koppen zijn meer onder dan boven water!
We barbecueën op de boot met de Cobb op het achterdek en vieren dat Martijn zijn bachelordiploma vandaag gehaald heeft!
Even terugspoelen: zeilen rond de Egadische eilanden met Martijn
Voor we de oversteek naar Sardegna maakten, voeren we eerst met Martijn een paar dagen rond bij de Egadische eilanden en de NW-punt van Sicilië.

Het is een van de oude tonijnfabrieken van Florio, die ooit het hele eiland Favingana ook in bezit had
Van Trapani zeilden we eerst naar Favignana, dat ten westen van Sicilië ligt. We ankerden in een baai aan de zuidkant van het eiland omdat de voorspelling was dat er noordwesten wind kwam. Die kwam ook wel, maar er liep nog een oude deining uit het zuidwesten de baai in. Lekker rollen dus.

uitzicht vanaf de boot op de rots van Favignana, waar naar verluidt de vader van Hannibal al een burcht liet bouwen. Hoe je dat kan doen, terwijl er maar 1 klein geitenpaadje (ook nu nog) tegen de steile berg omhoog loopt, is ons een raadsel
We gingen met de dinghy aan land en liepen in 15 minuten dwars over het eiland naar het dorpje Favignana, waar we in 2015 ook al waren. Een bezoekje aan de oude tonijnfabriek en een drankje op het dorpsplein waren dus bekende leuke dingen om nog eens te doen, nu met Martijn erbij.
Terug bij de boot werd het al snel donker en aten we lekker in de kuip. Het plan om te barbecueën met de Cobb ging niet door vanwege de deining. Wel lekkere wijn gedronken, die we van onze haven in Trapani cadeau kregen.
De volgende dag zeilden we om de noordwestpunt van Sicilië heen naar Castellammare del Golfo, een leuk oud en kleinschalig dorp in een diepe baai. We konden hier wel goed barbecueën, want de haven was behoorlijk leeg dus niemand had er last van. We hebben veel rondgelopen door het oude stadje en goed boodschappen kunnen doen. Erg gezellig met Martijn erbij!
Ook konden we hier onze dieseltank vullen, wat altijd een goed idee is als je een nachtje gaat doorvaren.
200 mijl over bakboord….
16 en 17 juli. We varen van Sicilië naar Sardegna. Er is voorspeld dat we NO tot N wind krijgen en dan is het mooi bezeild van Castellammare del Golfo (tussen Trapani en Palermo) naar Cagliari met een koers van 290. Martijn gaat mee omdat hij voor een habbekrats ook vanaf Cagliari kan vliegen in plaats van vanaf Trapani. Met zijn 3-en is wel zo prettig als je een nacht doorvaart met veel wind.De Italiaanse VHF geeft namelijk veel stormwaarschuwingen maar wij vertrouwen op onze eigen weerberichten. Die komen gelukkig uit. Het gaat niet harder dan 20-25 knopen waaien volgens ons.
We vertrekken rustig om 09:15 en motoren eerst 2 uur naar buiten, waar de zeilen erbij kunnen. Het gaat inderdaad stevig waaien, tot 23 knopen in de vlagen. Daarom varen we in de nacht met de stagfok en dubbel gereefd grootzeil. Desalniettemin maken we 184 mijl in 23,5 uur, wat toch een aardig gemiddelde is. De laatste 20 mijl voorbij Capo Carbonara naar Cagliari kom je achter de bergen in de luwte, dus gaat de motor na een uurtje toch maar aan.
Hieronder 2 leuke plaatjes van ons plotterscherm van het moment dat we bijna bij de Capo Carbonara aankwamen:
In de haven waait het plotseling uit het zuiden, precies vanuit de tegenovergestelde richting van wat er op zee gebeurt. Lokaal landeffectje?
Na alles ontzilt te hebben (de railingdraden waren wit van het zout…) gingen we de stad in. Leuke oude plaats tegen de heuvel gebouwd. Bovenaan de heuvel kom je in de oude burcht waar nog een verdedigingstoren uit de 13e eeuw overeind staat, die de Pisanen hier bouwden om de Genuezen en andere onverlaten buiten de stad te houden. Indrukwekkend!
10-12 juli: Trapani. Martijn komt aan boord
Op 10 juli tuffen we 35 mijl naar Trapani, op de NW-punt van Sicilië. Letterlijk betekent dit “de sikkel” in de taal van de Feniciërs die Sicilië ooit als eersten veroverden. Kijk maar op de kaart en je ziet waarom. We maken onderweg nog even een korte lunchdip, want het is zelfs op het water erg warm.

vissershaven en fort aan de zuidzijde van de sikkel van Trapani; daarnaast is elke dag verse vis- en groente/fruitmarkt
We liggen, op advies van een Italiaan die naast ons lag in Valetta, in de haven van Vento Maestrale, naast de vissershaven en helemaal aan het einde van de sikkel, bij het oude fort. Leuk!
11 juli komt Martijn aan, na een voorspoedige vlucht en busreisje vanaf het vliegveld. We eten lekker bij Patio, wijnmuseum en restaurant op 10 minuten lopen van de marina.
12 juli blijven we nog liggen, want het waait. En met zuidenwind is dat niet handig voor de ankerplaatsen langs de zuidkant van de Egadische eilanden waar we heen willen. Je mag daar ankeren of een mooring pakken mits je online een vergunning koopt, want je ligt in een natuurgebied. Gaan we morgen hopelijk doen.
Vandaag de 12e gaan we naar Erice, een middeleeuws dorpje met meer dan 10 kerken, bovenop een berg van 700 meter hoog naast het stadje Trapani. Heen per kabelbaan (een heuse Leitner skilift met gondeltjes!) en terug met de bus. Boven lopen we rond door het oeroude en rustige stadje en Martijn trakteert ons op een lekkere lunch (pizza).
Daarna zijn we, als we weer terug zijn op de Aurora, zo moe en warm dat we in de kuip wat zitten te lezen. Siësta is met dit weer een verplicht nummer; we beginnen de Italianen te begrijpen, die van 12 tot 16 uur allemaal van de straat zijn en de winkels ook sluiten.
Kijk ook even terug…
Naar het complete verhaal van 8 dagen blogstilte, nu met foto’s en een grappige gebeurtenis
8 juli: half op de motor, half zeilend, om de ZW punt van Sicilië heen
We blijven maar 1 nacht in Sciacca wat we al kennen van 2 bezoeken in 2015. De volgende dag is het westenwind (tegen dus). We vertrekken daarom weer vroeg om in de ochtend zonder wind naar de Capo Granitola te motoren, waarna we op alleen de genua 1 lui halve wind naar Mazara del Vallo zeilen.
Dat is een levendige vissersplaats waar we ook in 2015 met Pieter en Brigitte een paar dagen lagen. Er is 1 steiger waar het voor een deel diep genoeg is voor ons. We gaan in de avond het stadje in dat nu bruist van de activiteiten (het is zaterdagavond!), o.a. bruiloften en live muziek aan de boulevard. Grappig om te zien dat de sfeer hier al wat Tunesisch begint te worden. Veel vissers zijn hier van Afrikaanse afkomst en er is een soort medina, waar de vissers wonen.
Toch is er ook veel Italiaanse sfeer, o.a. een mooi Jezuïetenklooster aan, natuurlijk, de Via Garibaldi.
We aten in de Rosticceria di Giacomo, 2 km het stadje in, een goede tip van Tripadvisor. Een halve take-away met simpele kaart maar wel heel lekker. Met een halve liter wijn voor 2 euro waren we samen 30 euro kwijt voor 3 gangen! Vandaag, 9 juli, rustdag. In de haven is er veel beweging van dagjesvaarders, wij puffen van de hitte in de kuip. Dan maar een berichtje schrijven….8 dagen blogstilte, wat nu? het echte verhaal van o.a. de petrolboat…
We zijn van 27 juni tot 6 juli op Malta gebleven. Eerst onze trouwdag een tweede keer gevierd in het Sicilaanse restaurant Fumia aan de haven van Valetta. We voeren er met de rubberboot in 5 minuten heen terwijl lopend wel een half uur was geweest….
Veel gezien en veel opgetrokken met de vrienden van Marleen vanuit haar tijd op het college, Nicky en zijn vrouw Rhona en Ann. We vierden met hen de nationale feestdag en gingen met hen een rondje varen op de Aurora.
We werden na een lunchdip in de ankerbaai van Il Hofra gepraaid door een patrouilleboot van de Maltese marine, die zich op de marifoon meldde als “Petrolboat 23”. Gebrekkig Engels komt niet veel voor op Malta, waar iedereen tweetalig onderwijs geniet, maar kennelijk wel bij een kapitein van de marine…
Nu hadden we niet direct benzine nodig, maar we antwoordden toch maar even netjes. Na wat routinevragen over onze boot, nationaliteit, thuishaven, vertrekhaven en bestemming, wilden ze onze papieren zien en daarvoor langszij komen. Met een rommelige golfslag en precies op de enige plaats waar het minder dan 10 meter diep was, leek ons dat geen goed idee. Te meer omdat we bij aankomst op Malta al keurig hadden ingeklaard bij de immigation, ondanks het feit dat Malta een Schengen land is. Dus we stelden voor om dit in Valetta in de haveningang te doen of anders per dinghy langszij te komen. Dat was te ingewikkeld. Na een uur wachten op instructies van de wal (wij moesten stil blijven liggen), werd er een dinghy te water gelaten en kwamen 2 mannen naar ons toe met de bedoeling om langszij te komen. Maar deze petrolboys hadden duidelijk gen cursus vaarbewijs gedaan en slaagden er alleen in om grote rondjes te varen om ons heen zonder dichterbij te komen. Dat mislukte dus ook. Daarop mochten we doorvaren onder voorwaarde dat we de volgende dag persoonlijk de documenten kwamen tonen op hun kantoor op de marinebasis. Maar dat was een zondag en dan was het kantoor dicht… Maandag kon ook niet, dus na veel gedoe mochten we alles per email (foto’s van de originelen) indienen, waarna nog een keurig bedankmailtje kwam. Ze letten dus toch wel op aan de buitengrens van de EU!
3 en 4 juli ging Frans even terug naar NL om een workshop te geven en Marleen bleef op de boot en ging op stap met Ann.
5 juli gooiden we eindelijk los en verlieten Valetta. Na een nachtje voor anker bij Comino, zeilden we op 6 juli lekker 79 mijl halve wind naar Sicilie. We kwamen in Licata om 17:30 aan en konden nog naar de supermarkt naast de haven. Flessen water ingeslagen, want hier hoef je er niet ver mee te sjouwen.
7 juli op de motor naar Sciacca gevaren, want de wind liet het helemaal afweten.